Fruitstreek: het hellegat voor vogelaars?

Fruitstreek: het hellegat voor vogelaars?

Onze Fruitstreek staat in andere regio’s niet bepaald hoog aangeschreven als het om vogelrijkdom gaat, ze komen hier dan ook maar zelden op vogelexcursie. Nochtans zijn het Vinne, De Wijers en het Schulensmeer wel kleppers van formaat maar ze liggen net buiten onze grenzen. Natuurgebieden worden in onze regio meestal enkel gedoogd op zompige, smalle stroken langs de rechtgetrokken beken. Lintbebouwing, laagstamplantages en maïsvelden domineren het landschap.  Grootschalige, haast steriele akkergebieden benaderen in droog Haspengouw steeds meer de woestijn. Geef toe dat het voorgaande niet erg positief klinkt en dat je hiermee geen folder wil vullen om in deze streek nieuwe beoefenaars van deze geweldige hobby aan te trekken.

Maar dat niet alles is wat het lijkt wil ik toch graag proberen te weerleggen. Zoals waarde wordt bepaald door aanbod, zal de kwaliteit van een waarneming zich verhouden tot de kwantiteit. Eén enkele pijlstaart in de Fruitstreek of één van de zovelen aan de Ijzermonding is in de beleving van de waarnemer een wereld van verschil. De voldoening die één overvliegende groep kolganzen in de Fruitstreek bij de waarnemer opwekt kan moeilijk gedeeld worden door de waarnemer van de massa kolganzen in het Dal van de Grensmaas. Wat het gehalte aan vreugde bij waarnemingen betreft bevinden we ons dus in een bevoorrechte positie, en daar draait het voor vogelaars toch allemaal om?

Bovendien is het hier helemaal niet zo dramatisch gesteld met het aantal waargenomen soorten. De teller voor het grondgebied van Sint-Truiden staat voor het jaar 2020 op 168 soorten, wat in de buurt komt van Neerpelt met het grote en gevarieerde natuurgebied van Het Hageven (174 soorten). Deze hoge cijfers voor Sint-Truiden zijn in rechtstreeks verband te brengen met een aantal actieve waarnemers die een zoekinspanning niet schuwen.

Dat brengt ons bij de volgende vraag: zijn het de waarnemers die bepalend zijn voor het aantal soorten in een gebied? Laten we even de langere termijn spelen. Onze “grotere” natuurgebieden in de beekvalleien, waar al geruime tijd natuurontwikkeling toegepast wordt, bevatten door de jaren heen veel soorten: de Kevie (150) de Herkvallei Wellen (149).  Wat hier opvalt is dat er bij de waarnemingen in deze gebieden ook steeds weer de namen van enkele topwaarnemers opduiken. De invloed van de waarnemer geldt niet alleen voor natuurgebieden maar ook voor deelgemeenten in landbouwgebied waar vogelvriendelijke maatregelen intensief gemonitord worden. Zo haalt het landelijke Vreren niet minder dan 140 soorten! Het wachtbekken van Bernissem (179 soorten) en het vliegveld van Brustem (148 soorten) halen beiden, zonder beschermd statuut, een hoge score. Ondanks de talrijke verstoringen blijven de waarnemers er bewonderenswaardige prestaties leveren. Bossen behoren niet noodzakelijk tot de meest vogelrijke gebieden: het Jongenbos en het Belle-Vuebos zijn daar voorbeelden van met minder dan 100 geregistreerde vogelsoorten. Voor deze beperkt opengestelde gebieden zijn enkel de toevallige waarnemingen bepalend.  Het meer toegankelijke domein van Nieuwenhoven dat waterpartijen bevat, steekt daar met 134 soorten een stuk bovenuit. Met nog een belangrijk verschil: het vogelbestand wordt hier al gedurende vele jaren op systematische wijze geïnventariseerd.

Zo krijgen we stilaan de indruk dat de vogelrijkdom van een gebied afhangt van de inspanningen die de waarnemers ter plaatse leveren. Wat ook niet helemaal correct is, want waarnemers durven nogal eens de plekken uitkiezen waarvan ze hoge verwachtingen koesteren. Maar toch, de stelling dat de Fruitstreek een hellegat zou zijn voor vogelaars klopt helemaal niet. Onze ringstations zijn daar al jaren het sprekende bewijs van met allerhande zeldzame en onverwachte soorten.

Voor wie zich aan mijn rooskleurig betoog zou ergeren: ik belicht hier de Fruitstreek vanuit het standpunt van enthousiaste waarnemers en niet vanuit het oogpunt van de broedvogels die hier bij gebrek aan voedsel hun kroost zien verhongeren. Wat trouwens ook in andere regio’s een groot probleem is. Dat is een ander verhaal, maar het vermindert de waarde van de inspanningen van de waarnemers niet. Zij brengen tenslotte de som van een meting, zetten het thema “meten is weten” de nodige kracht bij. Zo leveren zij in vele gevallen een belangrijke bijdrage aan onontbeerlijke data die bij soortbescherming de basis vormen en tegelijkertijd beleven zij er ook nog veel plezier aan!

Leave a Reply

Your email address will not be published.