Een beeld zegt meer dan duizend woorden… Deze appelvink werd door André Gaens mooi in beeld gebracht.
De appelvink is een grote vink, met een opvallend grote en blauwachtige snavel. Met deze krachtige snavel kunnen harde pitten eenvoudig worden gekraakt. Uit onderzoek is gebleken dat hij met zijn snavel een drukkracht van 50 kilogram kan uitoefenen. Een kersenpit is daarmee moeiteloos gekraakt. De appelvink heeft een fraai gekleurd verenkleed en is overwegend roestbruin met veel accenten. Ook typisch is zijn oranje kop, grijze nek en zijn er blauwzwarte en witte strepen op de rug. Zijn roep is vrij explosief en scherp ‘piks’ met bijna elektrische klank. De soort heeft een teruggetrokken leefwijze, vaak hoog in bomen en is moeilijk te vinden. Appelvinken komen het meest voor in de bosgebieden op de zandgronden. In onze regio zijn er elk jaar wel enkele te bewonderen. De appelvink eet vooral zaden van bomen (haagbeuk, beuk, Spaanse aak, esdoorn, iep, eik). Ook pitten van vogelkers, zoete kers en zonnebloem zijn erg in trek. De wetenschappelijke naam van de appelvink ‘Coccothraustes coccothraustes’ is afgeleid van het Griekse ‘kόkkos’ (pit, zaadje) en ‘thrauein’ (verpletteren, verbrijzelen). Deze betekenis vinden we ook terug in dialectnamen als kersenkraker, kriekesteenbijter en pitteneter.

Andere blikvangers van de voorbije week zijn hieronder verzameld :
Rietgors : André Gaens

Glanskop : Stefan Achten

Roodborst : André Gaens

Waterhoen : Stefan Nimmegeers

Grote zilverreiger : André Gaens

Steenuil : André Gaens

Slechtvalk : Carine Richerzhagen

Putter : André Gaens

Staartmees : Wouter Berden

Taigaboomkruiper : Carine Richerzhagen

Groeten en tot volgende week,
Carlo Menten

Leave a Reply